Japke-d. Bouma: “Ik transformeer tot het type mevrouw de kantoorgoeroe als ik deze columns schrijf.”

, ,
Japke-D. Bouma. Foto: Pim Ras

“O, ís dit geen interview?” Vandaag spreek ik Japke-d. Bouma over het schrijfproces. Daarover heeft de NRC-eindredacteur, columnist, kantooramazone en goeroe heldere taal wel wat zinnigs te melden. Ik wás van plan het gesprek mentaal op te slaan voor nog te duiden gebruik. Maar nee. “Schrijf er een stuk over. Maak er een reeks van. Spreek ook andere schrijvers.” Onverbiddelijk. Hoofdschuddend grijp ik een pak papier uit de printer en begin te kalken.

Met de hand schrijven is niet mijn grootste talent. Met pen op papier ziet ‘noteren’ er meer uit als vrdlu… wil ik het spreektempo van Japke-d. bijhouden. Zo moet het maar. En óf zij dit herkent! “Mijn handschrift is inderdaad verpest door mijn werk.”

Schrijverstip 1 – Interview? Zoveel mogelijk noteren!

“Een interview moet je nooit opnemen. Ja, tenzij je een politicus interviewt of een topman in het nauw, om ‘bewijs’ te hebben achteraf. Maar iets opschrijven is beter, dan komt het in je hoofd terecht en ben je al aan het ordenen. Noteer zoveel mogelijk. Direct na het interview – anders weet je het later niet meer – schrijf je woorden die onleesbaar zijn goed op en vul je quotes aan die je niet helemaal hebt opgeschreven. Daarna komt de volgende fase. Daarin markeer je alle woorden, zinnen en opmerkingen die je per se in het stuk wilt en maak je aantekeningen aan de zijkant.”

Onleesbare woorden en halve zinnen vol spelfouten mogen schrijven! Dit voelt als vrijheid.

Een moment lang concentreert mijn bewustzijn zich in het puntje van mijn pen. Zo soepel rolt die over het papier, zwierend als een kunstschaatser, inkt achterlatend op een eerst nog leeg blad. Dan versnelt de wereld weer. Mijn pen raast verder over het papier. Acht kantjes levert Japke-d. mij het komende uur.

Zie daar maar eens een stuk van te schrijven

Ik vermoed dat je Japke-d. wel kent van haar columns over het kantoorleven, waarin zij de laatste jaren ook lezersreacties verwerkt. Onlangs schreef zij een geweldig stuk over vijftigers op kantoor, ingegeven door het feit dat zij zelf vijftig werd. Met haar Twitter-oproep haalde zij bijna 500 lezersreacties binnen. Zie daar maar eens een stuk van te schrijven dat leest als een trein.

Schrijverstip 2 – Structuur neerzetten: begin met een ruwe schets

“Na de markeerfase maak ik een ruwe schets. Dat is uit het hoofd tikken, waardoor je boven de materie kunt uitstijgen. Zo kom ik terecht bij allerlei… ik noem het knopen. ‘O ja, dat wil ik ook nog zeggen’. Dit zijn overgangen van het ene naar het andere onderwerp. Meestal kom ik op een einde uit waar ik later weinig aan hoef te veranderen. Soms kom ik pas veel later op een nieuw einde, zomaar ineens. Voor de columns over het kantoorleven telt de ruwe schets ongeveer 600 woorden; het moeten er uiteindelijk rond de 800 worden. Daarna pak ik mijn pakket met lezersreacties en aantekeningen erbij. Voor het stuk over vijftigers kwam ik zo op 1400 woorden. Maar dat geeft niet, want dan breekt mijn lievelingsfase aan: inkorten.”

Hoe herkenbaar. Al zou ik mijn structuurfase hebben omschreven als één groot ‘o ja, dat wil ik ook nog zeggen’. Godzijdank heb ik altijd wel een rode draad in mijn hoofd. ‘Zomaar ineens’ op een einde komen, dat zijn de beste eindes! Loop ik met een afsluiter te worstelen, dan weet ik dat het ‘m niet is. De enige remedie: niets doen, wachten tot het zich aandient. Ontfocussen.

Inkorten is inderdaad het leukst aan schrijven. In deze fase mag je al je vaardigheden tot hun recht laten komen. Over inkorten kan ik heel lang zijn. Maar Japke-d. kapt me af.

Schrijverstip 3 – Inkorten: de lengte dwingt je tot een heldere opbouw

“Veel mensen die een blog of column schrijven; dat reutelt maar door. Je moet jezelf als schrijver een beetje begrenzen. Een maximale lengte dwingt je tot een heldere opbouw. Je moet streng zijn in voorbeelden en quotes die je toelaat. Je moet je lezer ten dienste staan.”

“Ik vind het hilarisch dat mensen mij als goeroe van het kantoorleven zijn gaan zien en op LinkedIn mijn werk citeren.”

Dit wekt iets in mij. Ís dat hilarisch?

“Mensen herkennen dat er iets onder zit. Ze voelen zich gesteund. In elke column zit die diepmenselijke conclusie.” Dat is je rol als schrijver, naar boven halen wat onderhuids zit. Als Japke-d. dit uitlegt, klinkt het zo: “Ik weet dat dit een groot onderwerp is. Dat gebruik ik om daar schaamteloos in te peuren.”

Goeroe ontstijgt zichzelf

De schrijver als waarnemer, getuige van de waarheid. “Het gaat over echte problemen waar we dagelijks mee worstelen, soms kleintjes zoals ‘hoe schrijf ik een mail?’, soms groter ‘waarom ga ik elke dag naar mijn werk?’ Het is mijn missie om kantoormensen een hart onder de riem te steken. Soms ben ik ontroerd door een eigen stuk. Als dat lukt… dan kom ik echt even los van de grond en voel ik dat ik iets te pakken heb.”

Maar hoe doe je dat?

Bonustip (voor ervaren schrijvers) – Vergroot eigenschappen van jezelf uit wanneer je schrijft

“Geïnspireerd raken tijdens het schrijven, dat gebeurt in je eigen hoofd. Dit kan met elk onderwerp, als je je ergens in verdiept is alles leuk om over te schrijven. Wat mij helpt als ik columns schrijf, is te transformeren tot het ‘type mevrouw de kantoorgoeroe’. Dan kom ik bij eigenschappen van mijzelf die ik uitvergroot. Dit helpt mij om mijn lezers aan te spreken, de toon in het stuk neer te zetten.”

“Ik ben dan bijvoorbeeld ‘enorm onzeker over mijn toekomst’ en ‘jongens, dit is een schande!’ Ja, het is inmiddels een comfortabele jas. Vroeger verschuilde ik me nog wel achter reacties van lezers of mensen die ik interviewde, een veiliger positie. Nu spreek ik me meer uit. Het lukt niet altijd, maar als ik het goed doe, ben ik de stem van de lezer geworden.”

Eigenschappen van jezelf uitvergroten. Dat vraagt moed. En eerst en vooral moet je jezelf overtuigen—dat je een punt hebt.

///

Japke-d. (Doutzen) Bouma (Arnhem, 1970) volgde de Postdoctorale Opleiding Dagbladjournalistiek aan de Erasmus Universiteit, werkte onder meer bij de Volkskrant en is sinds 1997 in vaste dienst bij NRC. De laatste jaren schrijft ze columns over kantoor, taal, jargon en hoe we over vrouwen en mannen denken. Haar columns werden gebundeld in inmiddels zes boeken, waaronder: ‘Gids voor de Kantoorjungle’ (2013 en 2019), ‘Ga lekker zélf in je kracht staan’ (2017) en ‘Werken doe je maar thuis’ (2018).  

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *