“Had u nog iets anders gehad willen hebben?”
‘Had u misschien nog iets te drinken gehad willen hebben?’
Nou, dat drankje kun je grammaticaal gezien wel op je buik schrijven. Klantgerichtheid is soms voltooid verleden tijd.
Misschien ben jij net als ik wel ad rem, maar altijd pas achteraf. Daarom hier een paar suggesties om op deze vraag passend te antwoorden. En als je in de bediening werkt, neem dan eerst even plaats op de stoel van je klant.
“Dat had ik wel, maar kan het nu ook morgen?”
“Ik begrijp dat u door uw voorraad wijn, bier, appelsap, cola en kraanwater heen bent?”
Laat een lange stilte vallen. Bediende zal vragen: “Had u de vraag anders even toegelicht willen hebben?”
Trouwens, ook het toetje is bij voorbaat al twijfelachtig
“Had ik u straks anders misschien nog even een dessertkaartje kunnen brengen?”
Waarom een horecatent zich anders voordoet dan wat het is? Geen idee. Ik vermoed dat je op de horecaschool wordt gestimuleerd om elkaar te overtroeven. Maar als ik in een kroeg neerstrijk voor een burger met friet of een bord saté met een klodder pindasaus, dan weet ik wat ik kan verwachten en mag je mij gewoon vragen: Wil je nog wat drinken? Ik denk dat ik zelfs zou vallen voor: Moetje een toetje?
De andere kant van het spectrum komt ook voor. Soms komt het horks in de grammaticaal onmogelijke Tegenwoordig Verleden Tijd:
“Was u klaar?”
“…*…”
Als er al hersenactiviteit was tijdens het verorberen van de laatste frietjes en kroepoekjes, dan komt mijn taalkwab nu tot stilstand.
Ten eerste zie je gewoon dat ik nog met mijn bestek mijn bord zit te bestoken. Ten tweede: als ik nu toevallig net klaar zou zijn dan ís dat dus nog maar net en dan wás ik het dus niet.
Ken je de allervriendelijkste variant hierop trouwens ook?
“Kan ik dit al meenemen?”
Wat ik dan hoor is: “Ga je dat nog opeten of hoe zit dat?”
Een gepaste reactie is op zijn plaats.
Je was eigenlijk klaar, maar nu ga je die koude frietjes alsnog heel langzaam opeten terwijl je de bediende zonder te knipperen blijft aankijken.
Nee mensen, het is niet makkelijk om een beetje klantgericht te zijn. Is je formulering onder de maat, dan klaagt Sabine. Doe je heel erg je best, vindt ze het weer té.
Wat dan wel?
Doe wat passend is. Wat past bij jou, de setting, de situatie en je klant. Maar laat dat overformele taalgebruik achterwege.
Neem een voorbeeld aan de bakker, kaasboer of groentestal. Die doen niet zo moeilijk en met een oprechte glimlach erbij werkt dat prima:
‘Anders nog iets?’
Dat is kort, duidelijk en doet wat het moet doen.
Een beetje variatie aan de toonbank mag natuurlijk. Dus doe het niet zoals de verkoper in de notenbar die ‘anders nog iets, anders nog iets, anders nog iets’ op me afschoot, als pinda’s door een pvc-buis.
De afronding van de broodbestelling biedt ook inspiratie. Natuurlijk is de crux: houding, intentie en toon. En geen oogcontact? Hm, tsjhk. Maar zie en hoor je de glimlach en de aandacht, dan is ook een korte vraag perfect:
“Zo doen?”
Of zoals bij de aardigste en geduldigste kaasboer die ik ken:
“Dâwassem?”
Ja, dâ was ‘m.
Hey Sabine,
Wat een heerlijke blog! Ik heb smakelijk zitten lachen om je voorbeelden. En heel herkenbaar. Ik moet bij mijzelf altijd even extra checken of ik misschien niet per ongeluk waarschijnlijk toch wel eens wat teveel extra woorden zou gebruikt kunnen hebben. 😛 Noem ze zelf ook wel twijfel woorden. Lekker to the point is veel fijner. Dankzij dit soort tips en mijn oud copy coach ben ik er nu scherp op. Kan ik ook mooi meenemen voor mijn coachees. Hopelijk komen er nog meer leuke schrijfsels zoals deze 😉
Twijfelwoorden, afzwakkers? Weg ermee. Wees stellig en niet bang. Toon moed in je teksten. En mooi meegenomen: dan ga je je ook moedig(er) voelen.